Veel mensen menen dat je eerst moet nadenken alvorens te kunnen schrijven. Ik heb dat zelf ook altijd gedacht, maar met dit boek Hoop in bange dagen ben ik tot de volstrekt omgekeerde conclusie gekomen: het denken begint pas na het schrijven!
Toen mijn zakwoordenboekje af was, ergens begin juli, ik had zestig korte hoofdstukjes, lemma’s, geschreven, over de duvel en zijn ouwe moer, al had alles wel een link met het thema ‘tegendraadsheid en crisis’, toen dus, toen het af was en ik in mijn stoel zat, dacht ik: waar gaat dit in vredesnaam over?
Ik las het manuscript nog eens door en zag opeens in het proza twee rode draden oplichten, helder en scherp, zonder enig gezichtsbedrog of wensdenken. Het zakwoordenboekje bleek ten eerste te gaan over het verlangen van mensen naar een goede afloop en ten tweede wat ze er allemaal voor over hebben: ten goede en ten kwade.
Of het hoofdstukje nu gaat over angst, de hoop, de blonde pruik, vuile handen, kusjesdag of luiheid, ergens raken ze dat verlangen naar een goede afloop. Ik moet bekennen, tijdens de lock down van de Coronacrisis, stond ik met dat verlangen op en ging ik ermee naar bed. Steeds drensde in mijn hoofd de vraag: hoe loopt dit af? Hoe loopt het met mij af? Zo verwonderlijk is het dus niet dat ik half onbewust deze rode draad heb gesponnen.
Toch zal men het woordje ‘ik’, behalve in wat voetnoten, nergens tegenkomen: geen persoonlijke ervaringen of gevoelens. Nee, bekende en niet bekende mensen, professionals, ondernemers, kunstenaars en filosofen, hun gedachten en daden, figureren in mijn hoofdstukjes. Zij waren de paspoppen waaromheen ik mijn onaffe gedachten kon plooien.
Maar er zat nog een tweede draad in: wat doen mensen omwille van die goede afloop en wat als die níét lukt en de terugtocht de laatste optie is? Ook zag ik helder opdoemen waar mijn eigen sympathieën naar uitgingen. Mijn hoop in bange dagen is met drie trefwoorden samen te vatten: bricoleren, schipperen en aanmodderen.
De hoop, míjn hoop, ligt bij al die mensen die al improviserend en knutselend met de riemen roeien die ze hebben en er ondanks alles iets van maken. Hij ligt ook bij de mensen die als het om morele beslissingen gaat met waarden en principes weten te schipperen, die daarin vrijzinnig en onorthodox zijn. Tussen goed en fout liggen vijftig tinten grijs.
Ten slotte het aanmodderen. Die term stamt uit het midden van de jaren vijftig in de vorige eeuw, toen de wetenschappelijke bedrijfsvoering en planning vastliepen. Vele grootse plannen mislukten en verzandden ondanks alle geavanceerde planningstechnieken. De rol van kennis bleek maar heel bescheiden te zijn. Wat goede managers, professionals en burgers bleken te doen was aanmodderen: incrementele, creatieve stappen zetten.
En waar ik niets van moet hebben? Ook dat is te lezen in mijn zakwoordenboek voor standvastige en eigenzinnige mensen. De lemma’s over fanatisme, jammeren, roze-brilprofessionals, denkdwang en uitzinnig verzet getuigen ervan.
Vele profeten zijn valse profeten. In de traditie heeft dat geleid tot boosheid en pessimistische schoonheid, tot wanhoop. Maar misschien is dat iets om zelf te lezen in Hoop in bange dagen.
Joep Schrijvers schreef in 2002 de wereldwijde bestseller Hoe word ik een rat?
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.