Wat verstaat u onder prosocial?
Prosocial is allereerst een vorm van gedrag waarbij de behoefte van het individu samenvalt met die van de groep. Waar egoïsme ten koste gaat van een ander en altruïsten zichzelf wegcijferen voor het groepsbelang, leidt prosociaal gedrag tot een vorm van samenwerken die zowel goed is voor jezelf als voor de ander. Daarnaast is ProSocial, geschreven met hoofdletters, een gedachtengoed dat inzichten uit de economie, evolutie en psychologie gebruikt om productieve, rechtvaardige en op samenwerking gerichte groepen te bouwen. Hoewel eigenbelang vanuit een evolutionair oogpunt het individu de beste overlevingskansen geeft, blijkt op collectief niveau juist dat prosociale groepen sterker zijn dan een verzameling egoïsten. Dat zie je bijvoorbeeld in het wielrennen, dat zowel een individuele als een teamsport is. Afzonderlijke renners kunnen voor eigen glorie gaan, maar als het team het niveau van de competitie hoger legt door een groepsdoel na te streven, dan wordt op het niveau daaronder de onderlinge samenwerking bevorderd. Dat is wat we met ProSocial ook proberen na te streven.
Met dank aan het werk van de Amerikaanse wetenschapper Elinor Ostrom.
Ostrom is een belangrijke pijler onder ProSocial, ja. Als politicologe deed ze baanbrekend onderzoek naar de tragedy of the commons, het verschijnsel waarbij collectieve belang het onderspit delft omdat ieder afzonderlijk mens voor eigen gewin gaat. Die tragiek van de meent kan alleen worden voorkomen door ingrijpen van de overheid of een baas, zo was lange tijd de gedachte. Ostrom heeft echter aangetoond dat mensen niet alleen bezig zijn met winstmaximalisatie, maar ook op een prettige manier willen samenwerken, een inzicht waarvoor ze in 2009 de Nobelprijs voor de Economie heeft gekregen. Uit haar onderzoek blijkt ook dat groepen die goed samenwerken zonder baas of overheid acht kenmerken met elkaar gemeen hebben: een gemeenschappelijk doel, een rechtvaardige verdeling van inzet en opbrengsten, een eerlijke en inclusieve besluitvorming, toezicht op afgesproken gedrag, aanspreken op helpend en niet-helpend gedrag, snelle en eerlijke conflictoplossing, ruimte voor autonomie, en een prosociale samenwerking met andere groepen. De psychologen Paul Atkins en David Sloan Wilson en evolutionair bioloog Steven Hayes hebben die basisprincipes vervolgens uitgewerkt tot de ProSocial-methode in hun boek ProSocial.
Hoe wordt als je groep prosociaal zonder leider die de maat aangeeft?
Door te bespreken: waarvoor zijn we hier? Een onderwijsteam zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om zo goed mogelijk les te geven, een fijn contact met collega’s te hebben of om de nadruk te leggen op een omgeving waarin kinderen zich creatief kunnen ontwikkelen. Uiteindelijk moet iedereen zich in zo’n gemeenschappelijk doel weten te vinden, maar dat is niet altijd even makkelijk. Er zijn altijd interne belemmeringen die ons weerhouden van efficiënt samenwerken, zoals onzekerheid, frustratie, angst voor afwijzing. Zelf heb ik bijvoorbeeld de neiging om me bij animositeit ofwel volledig terug te trekken of om het gevecht aan te gaan. Vandaar dat prosociaal gedrag ook afhangt van de psychologische flexibiliteit in een groep. De methode die we daarvoor gebruiken is Acceptatie en Commitment Training. Daarbij erken en accepteer je gedachten en emoties die niet aangenaam of gewenst zijn, en committeer je je vervolgens aan wat voor jou belangrijk is. Als je bijvoorbeeld merkt dat je boos wordt, kun je ervoor kiezen om te gaan schreeuwen, maar je kunt ook even diep ademhalen en wachten tot de storm overtrekt. Door telkens op een vriendelijke manier het gesprek aan te gaan ontstaat veiligheid en compassie. Dat helpt jou en je groep om de koers te bepalen en elkaar aan de gemaakte afspraken te houden.
In hoeverre bepaalt het karakter van de teamleden de kwaliteit van de samenwerking?
Psychologische flexibiliteit heeft te maken met gedragsverandering. Dus als ik als coach zie dat iemand in een groep haantje de voorste is terwijl anderen zich terugtrekken, dan vraag ik of die persoon wil proberen om niet meteen te reageren en zo ruimte te maken voor de meer timide teamleden. Alleen al het benoemen van die dynamiek en het uitnodigen van mensen om ook hun zegje te doen blijkt al een enorm gevoel van veiligheid op te roepen. Waar je naartoe wil is dat de groep die systematiek zo goed gaat begrijpen, dat de leden dat zelf ook aanvoelen. Dat maakt het ook voor nieuwkomers makkelijker om prosociaal te zijn. Gedrag is besmettelijk; mensen passen zich aan.
Hoe ziet prosociaal gedrag eruit in een crisis, als iedereen onder hoogspanning staat en er geen tijd is om dingen te bespreken?
ProSocial is geen Poolse landdag, in de zin dat je tot in den treure met elkaar om de tafel blijft zitten. Op een bepaald moment, als de afspraken eenmaal gemaakt zijn, gaat iedereen weer aan het werk. Dat betekent dat degene die de rol heeft om de taken te verdelen in een crisis het voortouw neemt, en de rest die gewoon uitvoert, omdat het nu eenmaal crisis is. Al moet je op een later moment natuurlijk wel evalueren wat er op dat moment goed en fout is gegaan.
De tragedie van de meent is dat als iedereen verantwoordelijk is, niemand verantwoordelijk is. Wie heeft het laatste woord bij ProSocial?
Dat is inderdaad het punt: omdat ProSocial geen baas, managers of hiërarchie kent, is er ook niemand die de eindverantwoordelijkheid heeft. Maar als het goed is, heb je als groep duidelijke afspraken over wie wat wanneer gaat doen, zodat die regie ook niet nodig is. Daarom is het zo belangrijk dat mensen elkaar op hun gedrag aanspreken. Dat is uiteraard lastig, want we houden nu eenmaal niet van conflicten. Soms zie je dan ook dat de groep zich richt op een teamlid dat meer vertrouwen en natuurlijk overwicht heeft, iemand die de ander herinnert aan de afspraken die zijn gemaakt. En als je er echt niet uitkomt kun je uiteraard ook een externe coach inschakelen. Al zal dat voor een goed functionerende prosociale groep niet nodig zijn.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.