Spanjersberg neemt de lezer van haar boek Tussentaal mee in het ontstaan van binnentaal, en reflecteert daar kritisch op. Vervolgens houdt ze een pleidooi voor de taal die gaat over wat tússen de mensen speelt: tussentaal. Ze werkt een aantal soorten tussentaal uit, en geeft daarbij treffende voorbeelden die soms op de lachspieren werken.
Individualiseren en psychologiseren
Tussentaal kan van waarde zijn voor mensen die werken als leider of begeleider, en die meer aandacht willen voor wat er tussen mensen gebeurt. Ten koste van wat er allemaal ín mensen gebeurt.
In het eerste deel van het boek legt Marijke Spanjersberg uit hoe het grote accent op binnentaal (of binnenkant-taal) is ontstaan, en wat ze daarvan vindt. In ruim 40 pagina’s werkt ze uit waarom individualiseren en psychologiseren zo’n grote vlucht hebben genomen, en waarom de bruikbaarheid ervan zo overschat is. Door de ironische en soms wellicht zelfs wat cynische toon is mij volstrekt duidelijk waar ze in dit discours staat: de binnentaal is schromelijk overschat en je kunt er beter niet te veel mee doen. Ze neemt het daarbij op tegen grootheden als Kets de Vries en Argyris. Dat maakt het boek prikkelend. Overigens zou ik zonder dit ruime betoog ook zeer bereid zijn om me te verdiepen in wat ze te zeggen heeft over tussentaal. Ik herken in mijn begeleidingswerk veel van deze focus op de binnenkant en het overmatig etaleren en aan de orde stellen ervan. Waarbij de kennis van wat zich van binnen afspeelt beperkt is, zeker de kennis over de binnenkant van de ander. Alsof wat je niet ziet meer waar is dan dat wat je wel kunt waarnemen. De bedenkers van al die persoonlijkheidstests met kleurtjes en drijfveren-scans hebben geluk dat Spanjersberg hen niet even meeneemt in haar betoog.
Tussentaal dus, hoe werkt dat dan?
Tussentaal speelt zich af aan de oppervlakte: lengte maal breedte. Diepte doet niet mee, die zien we immers niet vanaf de buitenkant. Tussentaal geeft uitdrukking aan wat er tussen mensen gebeurt en laat zich niet in met een beter-weten over de binnenkant van mensen. Dat zijn de 2 criteria die Spanjersberg hanteert. Ze laat vier soorten tussentaal zien:
- De het-hele-systeem-in-de-kamer-taal: wie horen er allemaal bij de woorden die hier gesproken worden, en zijn die er allemaal?
- Verschiltaal: ‘excelleren’ kan alleen in relatie tot iemand anders,
- Circulaire vraagtaal, die naar de wederkerigheid van gedrag kijkt,
- Externaliserende taal, waarbij zaken als boosheid, bezorgdheid een eigen stem krijgen.
Nieuwe woorden
Daarna gaat Spanjersberg op zoek naar nieuwe woorden, die de tussenruimte kunnen vullen. Als minkukels bestaan, waarom dan geen pluskukels? En assemblage-woorden die twee uitersten kunnen verbinden. In een twistpunt tussen coaches, die methodisch tegenover intuïtief zetten, introduceerde ze ‘de gevoelige methode’. Niet als generieke, maar juist als lokale term. Bij het bedenken van kernwaarden in een organisatie gaat het daar wel eens fout. In het directieteam worden de woorden bedacht, zoals ‘ondernemend, flexibel, professioneel’, die in de rest van de organisatie weinig betekenen.
Beeldtaal
Onder tussentaalse beeldtaal verstaat Spanjersberg ‘taal die met behulp van visuele representaties uitdrukking geeft aan wat zich tussen mensen afspeelt (p. 102)’. Ze onderscheidt patroontaal en streepjestaal, waarbij ze een normatief standpunt betrekt als ze verschillende talen aan de tussentaaltest onderwerpt. De ironie uit het eerste deel is weer terug. Transactionele analyse zakt voor die test, spelregelpatronen daarentegen slagen wel, omdat ze - we volgen hier Watzlawick - bij elke inhoud altijd een betrekkingsniveau speelt.
Streepjestaal, die we al eerder bij haar en ook Choy tegenkwamen: de vriend van mijn vijand is mijn vijand. Streepjestaal slaagt voor de test, want houdt zich niet bezig met de binnenkant.
Spelregeltaal
In het laatste hoofdstuk behandelt ze spelregeltaal, met een poging om spelregels van hun bedenkelijke imago te ontdoen. Spelregels zijn rigide, zorgen dat mensen kunnen ophouden met zelf nadenken, en kunnen worden gebruikt om elkaar mee om de oren te slaan. Benedictus had dat al in de zesde eeuw door toen hij zijn Regel opschreef. Hij geeft heldere regels, maar met nuanceringen die ze bruikbaar maken in het menselijk verkeer. Hij volgde al de metaregel: ‘Volg de regel en denk zelf na!’.
Spanjersberg werkt haar concept royaal uit, en neemt een duidelijk standpunt in ten opzichte van binnentaal: niet doen.
Brief aan de lezer
Spanjersberg sluit af met een brief aan de lezer. Aan wie door de nogal genadeloze afwijzing van het internaliserende perspectief, de binnentaal, is afgehaakt, doet ze een handreiking in een pleidooi voor pragmatisme. Een pleidooi van het inzetten van het interactionistische perspectief door middel van tussentaal, waarmee we een rijker beeld maken van de situatie.
Hoewel ik een heel eind volg, blijf ik geneigd te zeggen dat mijn vrouw en ik ook van elkaars binnenkant houden, die we beter menen te kennen dan dit boek wil doen geloven. Maar wie weet is dit ook ironie.
Over Charles Engelen
Drs. Charles Engelen CMC faciliteert veranderprocessen op individu-, team- en organisatieniveau rond vraagstukken op het gebied van structuur, besturing en cultuur van professioneel werk, samenwerking in (management-)teams, conflicten en vertrouwenscrises, leren en ontwikkelen, persoonlijke professionele groei.